Reizigers
Als ik zo naar het dagelijkse nieuws kijk, is het leven op deze aarde toch eigenlijk wel één grote verschrikkelijke poel van ellende. Afschuwelijke dingen gebeuren er, iedere dag weer, jaar in, jaar uit. Zinloos geweld, politieke machtsspelletjes en terrorisme bepalen ons bestaan. Hele dorpen worden met de grond gelijk gemaakt, zowel door mensenhanden als door natuurrampen. Nergens ben je veilig, overal loert het gevaar. Onze planeet is niets anders dan één grote boze wereld…
Het lijkt alsof het nog nooit zo erg is geweest, maar of dat ook werkelijk zo is, betwijfel ik. Ik hoef er alleen maar de geschiedenisboekjes op na te slaan om te zien dat gruweldaden in iedere tijd, in ieder land en door ieder volk werden gepleegd. Het grootste verschil met vroeger is echter dat we dankzij de moderne communicatiemiddelen alle huidige verschrikkingen onmiddellijk te horen en vooral te zien krijgen. Ons afgrijzen hoeft niet meer te wachten tot geschiedenisboekjes gedrukt en uitgedeeld zijn. We krijgen alle gruwels en rampen meteen op ons bordje geserveerd, of we dat nu willen of niet. En al die ellende die over ons heen komt, kan maar tot een conclusie leiden: de mensheid in zijn algemeenheid is door de eeuwen heen nauwelijks veranderd.
Wat ook nauwelijks veranderd is, is de neiging van diezelfde mensheid om zich van het ene deel van de wereld naar het andere te verplaatsen. Vaak gedwongen, door oorlogen of natuurrampen, maar veelal ook vrijwillig. Denk maar aan ontdekkingsreizigers, aan bedevaartgangers, aan ridders op zoek naar een schone jonkvrouw. De redenen van reizigers in vroeger tijden waren ongetwijfeld net zo divers als die van de hedendaagse, dat kan niet missen. Alleen waren de omstandigheden waaronder die reizen vroeger plaatsvonden, natuurlijk wel heel anders dan nu. Ik probeer me weleens voor te stellen hoe het geweest zou zijn als ik in zeventienhonderdzoveel met mijn hele hebben en houwen van Hellendoorn naar Pilion had moeten reizen, door welke landen en over welke wegen die reis me dan had gevoerd en wat ik onderweg allemaal zou hebben meegemaakt.
Zou ik een paard en wagen hebben gehad om mijzelf en mijn bagage te vervoeren? Sliep ik iedere avond aan de rand van de weg of op een open plek in het bos? Of hadden er genoeg goudstukken in mijn buidel gezeten om gebruik te maken van de postkoets en te slapen in een herberg? Zou ik onderweg in schemerige wouden door roedels wolven en grote zwarte beren belaagd zijn? Om het maar niet te hebben over de struikrovers die overal op de loer lagen om me te beroven van mijn bezittingen – of erger! En wanneer ik dan uiteindelijk – wonder boven wonder – heelhuids in Pilion was aangekomen, zou ik dan als mededorpeling geaccepteerd zijn door de Grieken of zouden ze me vanwege mijn blonde haar en blauwe ogen als een soort duivelskind hebben beschouwd? Ik heb geen idee, maar een ding is zeker: reizen toen was absoluut veel gevaarlijker dan reizen nu.
Tja, en als ik op die manier naar de geschiedenis kijk, kan ik niet anders dan concluderen dat we er als mensheid in de afgelopen eeuwen toch wel iets op vooruit zijn gegaan. Niet veel, maar wel iets. Er is dus hoop. Over nog een paar honderd jaar hebben we ongetwijfeld geleerd om op een betere manier met onze nu pas ontdekte digitale speeltjes om te gaan, en gebruiken we ze niet meer om andere volkeren van de wereld te vegen. Als we het een beetje slim spelen en onszelf niet met een druk op de verkeerde knop uitroeien, zullen reizigers over een paar honderd jaar nog veel meer bijzondere bestemmingen hebben gevonden om naartoe te reizen, wat absoluut een mooi vooruitzicht is voor wie het reizen in het bloed heeft zitten. Ik weet het haast wel zeker: over een paar honderd jaar kijken onze nazaten vanaf de maan meewarig naar de poel van ellende die Aarde heette, en vragen ze zich hoofdschuddend af hoe mensen in vroeger tijden daar hebben kunnen wonen… 😉